Een trainer, coach of begeleider:
Zorgt voor een veilige omgeving.
Kent en handelt naar de regels en richtlijnen.
Is zorgvuldig en oprecht bij het vermelden van ervaring en functies.
Is zich bewust van machtsongelijkheid en (soms ook) afhankelijkheid, en misbruikt zijn positie niet.
Respecteert het privéleven van de sporter.
Tast niemand in zijn waarde aan.
Is een voorbeeld voor anderen en onthoudt zich van gedragingen en uitlatingen waardoor de sport in diskrediet wordt gebracht.
Neemt geen gunsten, geschenken, diensten of vergoedingen aan om iets te doen of na te laten dat in strijd is met de integriteit van de sport.
Ziet toe op naleving van regels en normen.
Is open en alert op waarschuwingssignalen.
Is voorzichtig.
Drinkt voor, na of tijdens het coachen geen alcohol en spreekt met jeugdteams af dat er geen alcohol wordt gedronken.